De discussie tussen FNV en de werkgever spitst zich toe op de vraag of de werknemer een overwerktoeslag krijgt voor de tijd die wordt besteed aan een verplichte opleiding buiten werktijd.
“Nee”, zegt de werkgever, compensatie voor de opleidingstijd buiten het dienstrooster vindt plaats op basis van tijd-voor-tijd. “Ja”, zegt de vakbond, op grond van de toepasselijke cao is deze opleidingstijd overwerk en heeft de werknemers recht op een overwerkvergoeding als bedoeld in de cao. “Ja”, oordeelt de kantonrechter, de tijd die is besteed aan de verplichte opleiding buiten werktijd is overwerk en de werknemer ontvangt hiervoor een overwerkvergoeding. “Nee”, oordeelt het hof Arnhem-Leeuwarden 29 maart 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:2449).
Hoe zijn werktijd, opleidingstijd en overwerk gedefinieerd?
In de betreffende cao staat dat overwerkuren de uren zijn die op verzoek van de werkgever extra worden gewerkt met een overschrijding van meer dan een half uur. Dit is een bekende definitie, in de cao’s van de WENB lees je deze ook terug.
In artikel 22 van de voor dit bedrijf geldende cao is bepaald dat de tijd die wordt besteed aan het volgen van een opleiding/ontwikkeling in opdracht van de werkgever wordt beschouwd als werktijd. De bij de werkgever geldende regeling Opleidingsfaciliteiten bepaalt dat de tijd die werknemer besteed aan het volgen van de opleiding of het afleggen van tentamens werktijd is. Vindt de opleiding buiten werktijd plaats, dan vindt compensatie plaats op basis van tijd-voor-tijd. Er is geen sprake van overwerkvergoeding.
Hoe legt het hof deze bepalingen uit?
Het hof geeft aan dat in de cao niet is gedefinieerd wat 'arbeidstijd' of 'opleidingstijd' is en de terminologie ook niet consequent wordt gebruikt. Op zich geen belemmering; voldoende helder is dat het tijd betreft die geen reguliere werktijd is. In de cao is de uitgangspositie dat het bij overwerk gaat om op verzoek van de werkgever extra gewerkte uren die leiden tot een overschrijding van het volgens het dienstrooster voor de werknemer geldende dagelijkse werktijd.
Mede tegen de achtergrond van de terminologie in de cao legt het hof dit uit als dat: “artikel 22 ziet op extra gewerkte uren in het reguliere/eigenlijke werk van de werknemer en daarmee niet op extra bestede tijd (buiten het dienstrooster) aan andere, op verzoek of instructie van de werkgever verplichte activiteiten buiten het reguliere/eigenlijke werk, zoals het volgen van een verplichte opleiding”.
Ter bevestiging van deze uitleg wijst het hof erop dat in de andere artikelen in de cao wat betreft de tijd gemoeid met opleiding en examens een regeling wordt gegeven die afwijkt van artikel 22 van de cao. Hieruit volgt dat opleidingstijd, als het gaat om de wijze van beloning daarvan, volgens de cao anders mag worden behandeld dan reguliere/eigenlijke werktijd.
Speelt de in de cao opgenomen gezamenlijke verantwoordelijkheid voor inzetbaarheid een rol?
Jazeker: het hof gebruikt deze cao-bepaling in de onderbouwing van het oordeel. De uitleg van FNV zou ertoe leiden dat een werknemer die buiten zijn dienstrooster tijd besteed aan opleiding dan extra zou worden beloond. Want de werknemer ontvangt dan naast zijn gebruikelijke salaris ook de overwerktoeslag. Bij de werkgever wordt gewerkt in ploegendiensten. Deze werknemers hebben de vrijheid zelf te kiezen wanneer ze een opleiding volgen.
Het hof merkt op dat, anders dan bij extra gewerkte uren in de reguliere/eigenlijke werkzaamheden, het bij deze opleidingstijd niet gaat om (direct) productieve tijd van de werknemer voor de werkgever. Bovendien heeft de werkgever daarnaast al extra kosten van de opleiding.
Dit zou betekenen dat de keus van de werknemer om de opleiding te volgen buiten het dienstrooster financieel wordt afgewenteld in de vorm van overwerktoeslag op de werkgever. Dat gevolg past naar het oordeel van het hof niet bij het in artikel 42 van de cao neergelegde uitgangspunt dat de werkgever en de werknemer gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor behoud en ontwikkeling van de inzetbaarheid en arbeidsmarktkansen van de werknemer. En voegt hier nog aan toe dat het niet steeds mogelijk zal zijn de voor de opleiding benodigde tijd (volledig) te laten samenvallen met het dienstrooster, dit niet anders maakt.
Wat maakt deze uitspraak van het hof interessant?
Mij viel in deze uitspraak op hoe het hof invulling gaf aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de werkgever en de werknemer voor de inzetbaarheid en arbeidsmarktpositie van de werknemer. De tijd om hieraan te werken, komt voor rekening van de werkgever. Hierbij past niet dat de werknemer er een extra financieel voordeel bij heeft in de vorm van een overwerktoeslag. De kosten van de opleiding komen tenslotte ook voor rekening van de werkgever.
Gabriëlle Verberne