15 februari 2022

Concurrentiebeding: belangenafweging

Gabriëlle Verberne
thema-arbeidsrecht

Het recht op vrije arbeidskeus van de werknemer tegenover het te beschermen belang van de werkgever.

Wiens belang prevaleert, het belang van de werknemer op vrije arbeidskeuze of het belang van de werkgever om de kennis en concurrentiepositie te beschermen (ook wel genoemd 'bedrijfsdebiet')?

In artikel 19 lid 3 van de Grondwet staat: "Het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid wordt erkend, behoudens de beperkingen bij of krachtens de wet gesteld". De vrije arbeidskeuze is dus een grondrecht. In artikel 7: 653 BW is opgenomen dat de werkgever en de werknemer een beding kunnen overeenkomen, waarin de werknemer wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn.

Een dergelijk beding treft de werknemer in een zwaarwegend belang, namelijk in hoe hij in zijn levensonderhoud kan voorzien. Dit is het zogeheten concurrentiebeding. De wet kent de term concurrentiebeding niet. Overigens stamt de wettelijke regeling uit 1907 en is deze sindsdien slechts marginaal gewijzigd.

Aan welke wettelijke eisen moet een concurrentiebeding voldoen?
Het beding moet schriftelijk worden overeengekomen in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een meerderjarige werknemer. In afwijking hiervan kan het beding ook worden opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Dan geldt als extra eis dat bij het beding een schriftelijke motivering van de werkgever wordt opgenomen waaruit blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen.

Kan een geldig overeengekomen concurrentiebeding worden vernietigd?
Ja, in artikel 7: 653 lid 3 BW is opgenomen dat de rechter een beding als bedoeld in dit artikel geheel of gedeeltelijk kan vernietigen. De rechter kan het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen indien in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Is het beding opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, dan kan de rechter het ook geheel vernietigen als het niet noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen.

Recht op vrije arbeidskeuze weegt zwaarder dan belangen werkgever
Zo luidde het oordeel van de kantonrechter (Rechtbank Noord-Holland 12 januari 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:442) onlangs in een kort geding. Wat speelde hier?

De werknemer deed regelmatig werkzaamheden als hoofdmonteur voor zijn werkgever bij bedrijf X, een klant en opdrachtgever van zijn werkgever. Bedrijf X bood de werknemer een baan met een opleidingstraject aan. De werkgever vindt dat de werknemer het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding overtreedt als hij in dienst zou gaan bij bedrijf X. In kort geding vordert de werknemer vernietiging dan wel schorsing van het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding.

Het gaat de kantonrechter te ver om in kort geding te oordelen over vernietiging van de bedingen, want daarmee zou de rechtsverhouding tussen partijen definitief worden vastgesteld. Maar de vordering van de werknemer tot schorsing van het concurrentie- en relatiebeding kan bij wijze van voorlopige voorziening wel worden toegewezen.

De kantonrechter onderzoekt of de werknemer door het beding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever. Wat is dat te beschermen belang van de werkgever? Het beschermen van de opgebouwde kennis, de bestaande relaties en de concurrentiepositie. De kantonrechter vindt dat de werkgever niet aannemelijk heeft gemaakt dat de werknemer door zijn functie en werkzaamheden beschikt over belangrijke informatie waarmee hij bedrijf X kan bevoordelen.

De kantonrechter geeft expliciet aan dat het belang van de werkgever niet kan zijn gelegen in de bedoeling om een werknemer te binden, mede gelet op het recht van vrije arbeidskeuze. Wat is volgens de kantonrechter het voldoende aannemelijk gemaakte belang van de werknemer om bij bedrijf X in dienst te treden? Van belang is dat de werknemer bij bedrijf X opleidingen kan volgen en zo kan doorgroeien naar een hoger gekwalificeerde functie. Bij zijn huidige werkgever is deze mogelijkheid er niet voor hem. Ook het feit dat de werknemer nog jong is en nog aan het begin van zijn carrière staat, speelt een rol.

De kantonrechter schorst het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding omdat de werknemer door het beding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever.

Conclusie
Deze uitspraak van de kantonrechter is in lijn met eerdere jurisprudentie. In de jurisprudentie worden als specifieke werkgeversbelangen genoemd de investeringen van de werkgever in opleiding en vakbekwaamheid van de werknemer en de kans op benadeling door de werknemer. De specifieke werknemersbelangen zijn o.a. de lengte van het dienstverband, het salaris van de werknemer, de mogelijkheden elders een hoger salaris te verdienen, de kansen op de arbeidsmarkt en de gezins- en leefomstandigheden.

Ook kijkt de rechter naar hoe en waarom de arbeidsovereenkomst is beëindigd, of de werkgever een vergoeding aanbiedt en de wijze waarop het concurrentiebeding tot stand is gekomen. Uit de jurisprudentie blijkt ook dat het concurrentiebeding niet bedoeld is om werknemers te binden. Schaars personeel aan je binden valt niet onder 'bedrijfsdebiet'.

Gabriëlle Verberne