18 april 2023

Column Reinier Rutjens: 'Waar is de balans?'

Werkgeversvereniging WENB
Reinier Rutjens 765x300px

Daar was hij dan: de langverwachte brief van minister Van Gennip over de modernisering van de arbeidsmarkt.

Er is veel overleg en advisering aan voorafgegaan. Dat begon in 2020 met het heldere advies van Borstlap die de noodzakelijke wendbaarheid van werkgever en werkende in balans wilde brengen. En na veel ministerieel balanceren in de polder met een SER MLT-advies uit 2021 is er nu eindelijk het kabinetsbeleid. Waar gaat het om en waar brengt ons dit?

Een van de belangrijke knelpunten in onze arbeidsmarkt is het verschil tussen vaste arbeidscontracten en flexibele contracten/zzp-constructies. Doordat het vaste contract zo zwaar beladen is met kosten (denk aan twee jaar loondoorbetaling) en zekerheden (zware ontslagbescherming), nam flexibele arbeid in Nederland - met meer dan een miljoen flexibel werkenden - ongekende proporties aan.

Enigszins cynisch zou je kunnen zeggen dat dat bewijst dat de arbeidsmarkt toch wel goed werkt. Maar dat is niet zo. In veel gevallen zocht de arbeidsmarkt het laagste punt: schijnzelfstandigheid en een te lage beloning, nul-urencontracten met te weinig werkzekerheid. Dat dit wettelijk aangepakt wordt, zoals Van Gennip in haar brief aankondigt, is wat mij betreft heel goed. Maar was het niet ook de bedoeling om het vaste contract iets te flexibiliseren? De oorspronkelijke gedachte achter de hervorming was immers: flex minder flex, vast minder vast. Zo ontstaat er weer een gezonde balans, waar alle partijen baat bij hebben.

Maar dan de flexibiliteit die Van Gennip biedt in het vaste contract: de 'crisisregeling personeelsbehoud' waarmee werknemers bij een calamiteit tijdelijk minder kunnen werken. Krijgen we hiermee écht een betere balans tussen vast en flex? Ik ben bang van niet. De voorstellen om flexibele arbeid in te perken zijn structureel en onvoorwaardelijk: een verbod op nulurencontracten, geen ketens van tijdelijke contracten en een stevige inperking van de duur van uitzendcontracten. Maar de voorstellen om bedrijven meer wendbaarheid te geven zijn slechts tijdelijk en voorwaardelijk: maximaal een half jaar kunnen bedrijven in een crisissituatie hun medewerkers minder laten werken en krijgen beide partijen daar (een deel) van vergoed.

Dit biedt bedrijven natuurlijk niet de noodzakelijke, en vooral duurzame, wendbaarheid in de arbeidsrelatie. Een gemiste kans. De polder-balanceeract van de minister heeft helaas slechts geleid tot het versterken van de onbalans tussen vast en flex. Dat betekent dat werkgevers weer nieuwe wegen gaan zoeken om toch de broodnodige flexibiliteit te bewerkstelligen. En dan zijn we weer precies aangeland op het punt waarvan we met zijn allen juist wilden vertrekken.

Reinier Rutjens