Ik ben pas 55 jaar geworden. Wat is daar zo bijzonder aan, zul je je waarschijnlijk afvragen. Nou, dat zit zo: ik voel mij gezond, ik werk nog met plezier, ik studeer en ik heb nog een hoop plannen voor de toekomst.
Ik ben daarin niet uniek. De midden-vijftigers om mij heen werken ook nog steeds en hebben ook plannen. Sterker nog: zij veranderen van werkgever, beginnen een eigen bedrijf, lopen marathons, promoveren en een enkeling wordt opnieuw vader. Je vindt dit niet bijzonder? Goed zo, houden zo!
Toen ik 55 jaar werd realiseerde ik mij dat dit de leeftijd was dat medewerkers - in het eerste bedrijf waar ik werkte - met de VUT gingen. Dat wil zeggen: voor zover zij niet op vroegere leeftijd al met de WAO waren afgevloeid, zoals dat zo mooi heette. Begin negentiger jaren lag de focus bij cao-onderhandelingen nog steeds voor een groot deel bij het verlagen van de uittreedleeftijd. Vroeg stoppen met werken was het mooiste wat er was en vakbonden en werkgevers vonden elkaar hierin.
Voor vakbonden betekende zo vroeg mogelijk met pensioen gaan dat Het Grote Genieten kon beginnen. ’s Ochtends lekker lang de krant lezen, een beetje vissen en klussen in het schuurtje, wat vrijwilligerswerk en vooral lange vakanties in het warme Zuiden.
Voor werkgevers betekende het vroegpensioen - het gebruikmaken van publieke regelingen, zoals de WW en de WAO - dat er goedkoop, maar ook op sociale wijze gereorganiseerd kon worden. Dit alles hield niet in dat het werkende leven stopte op het moment dat iemand 55 jaar werd. Zeker niet. Het feit dat medewerkers met 55 jaar met 'pensioen' gingen betekende dat zij rond hun vijftigste vaak al begonnen met de afbouw. Zij volgden geen opleidingen meer, gingen meer ondersteunende werkzaamheden in het bedrijf doen of hielden zich bezig met goede doelen buiten het bedrijf. Geen wonder dat medewerkers snel 'verouderden'.
Daar hield het ook niet mee op. Mijn eerste baas, Directeur P&O, gaf mij het advies om voor mijn veertigste toch echt een definitieve stek gevonden te hebben, omdat werkgevers geen medewerkers van boven die leeftijd aannemen. Ja, nu wordt het veel lezers pijnlijk. Vroeger was je met veertig jaar al oud en waren je arbeidsmarktkansen vanaf die leeftijd beperkt.
Nu ik zelf 55 jaar ben vraag ik mij af of het inderdaad zo ontzettend sociaal was om mensen - weliswaar met gouden arbeidsvoorwaardelijke regelingen - zo af te danken. Zouden zij écht niets meer voor het bedrijf hebben kunnen betekenen? Zouden zij diep in hun hart wel zo blij geweest zijn dat zij op basis van hun leeftijd werden bedankt en uitgezwaaid?
Natuurlijk zullen mensen die na jaren zwaar werk gedaan te hebben hiermee geholpen zijn. Ik vraag me wel af of dat in alle gevallen het geval is geweest. Misschien waren de vakbonden en de werkgevers uiteindelijk helemaal niet zo sociaal als zij zelf graag wilden geloven, met hun talloze generieke uittredings- en compensatieregelingen, die uitgingen van een bepaalde leeftijd en niet gebaseerd waren op het individu. Misschien hadden we de mensen toen wat serieuzer moeten nemen en meer moeten uitgaan van hetgeen zij als individu konden en werkelijk wilden. Misschien vonden zij plezier in hun werk, waardering van collega’s en persoonlijke ontwikkeling wel belangrijker dan veel poen? We hebben het hen toen niet gevraagd. Als sociale partners wisten wij wel wat goed was voor de mens.
Ik ben ontzettend blij dat de wereld in dat opzicht is veranderd. Werkgevers gaan voor duurzame inzetbaarheid in plaats van vervroegde uittreding. Medewerkers krijgen de verantwoordelijkheid en de mogelijkheden om zelf beslissingen voor hun toekomst te nemen, in plaats van dat zij in generieke regelingen gedwongen worden die goedbedoelende lieden van vakbonds- en werkgeverszijde voor hen bedacht hebben. Vitaliteit, fitheid, werk- en levensgeluk zijn belangrijker geworden dan de wens om een zo groot mogelijke zak geld te krijgen om er zo vroeg mogelijk uit te gaan. Heerlijk om niet uitgelachen te worden als je met plannen loopt voor een opleiding of een carrièrestap. Ik vind dat echte vooruitgang. Laten we die verworvenheid koesteren en behouden!
Rolf Blankemeijer