Het cao-overleg voor de Waterschappen wordt ondersteund vanuit de Vereniging werken voor waterschappen (Vwvw), die op haar beurt wordt ondersteund door het servicebureau van de werkgeversvereniging WENB. In dit interview kijkt Hans Borstlap terug op zijn werk voor de sector waterschappen.
Hoe ben je in de sector Waterschappen terecht gekomen?
Hans: "Ik ben zo’n acht jaar geleden begonnen in de sector waterschappen. De sector zat toen in een lastige fase als het gaat om het overleg tussen werkgevers en vakbonden. Het boterde niet echt tussen deze twee partijen. Ik heb toen als onafhankelijk adviseur in opdracht van die partijen een onderzoek gedaan om te zien wat nu de oorzaken van die matige arbeidsverhoudingen waren en wat mogelijke oplossingen konden zijn om de verhoudingen weer te herstellen. Ik ben toen met alle betrokken partijen in gesprek gegaan.
Een van de problemen was inhoudelijk van aard en betrof de onduidelijkheid over de ruimte die bepaalde kabinetsplannen aan cao-partijen gaf. Ook waren er wat wrijvingen tussen personen op een meer persoonlijk vlak. Het bijzondere echter was dat werkgevers en vakbonden het verder ten aanzien van heel veel onderwerpen juist eenzelfde visie deelden en het met elkaar eens waren over de aanpak daarvan! De overeenkomsten waren veel groter dan de verschillen. Die gezamenlijkheid als het gaat over het brede belang moet je juist benadrukken in plaats van dat je op de verschillen op detailniveau gaat focussen. Je ziet dan sneller de oplossingsrichting waardoor het ook eenvoudiger is om details op te lossen.
Na mijn onderzoek hebben cao-partijen mij gevraagd om aan te blijven als onafhankelijk voorzitter bij de cao-onderhandelingen. Ik heb die functie altijd met heel veel plezier uitgevoerd. De verschillende waterschappen en gelieerde organisaties vormen met elkaar een prachtige sector waar heel veel mooi en interessant werk wordt verricht dat van enorm maatschappelijk belang is. Het is ook een speciale sector die eigen behoeften heeft als het gaat om medewerkers.
Als cao-partijen hebben we daarom regelmatig werkbezoeken bij de organisaties in de sector afgelegd. Zo kregen we als cao-partijen een goed inzicht van wat er speelt in de sector, waar uitdagingen en kansen liggen en op welke wijze de cao kan bijdragen om de organisaties en hun medewerkers vooruit te helpen. Die gedeelde ervaringen en kennis maakt het praten over de cao efficiënter en effectiever. Besluiten die genomen worden door de cao-partners sluiten zo beter aan bij de kenmerken en behoeften van de sector. Dit zorgt er ook voor dat de cao relevant blijft voor zowel de medewerkers als ook de werkgevers."
Wat is voor jou belangrijk om te komen tot een goede cao?
Hans: "Om tot een goede, voor alle partijen aanvaardbare cao te komen zijn goede arbeidsverhoudingen essentieel. Maar het afsluiten van een cao is een momentopname. Het is dus zaak om continu, elke dag weer, te werken aan goede verhoudingen. En die arbeidsverhoudingen worden op alle niveaus bepaald; het gaat om de verhouding tussen de cao-partijen, maar ook om de relatie tussen medewerkers en leidinggevenden.
Werken aan goede arbeidsverhoudingen betekent met elkaar in gesprek gaan en openstaan voor elkaars inzichten en belangen. Dit betekent ook dat je als partners op welk niveau dan ook je niet altijd je zin kunt krijgen en soms wat water bij de wijn moet doen. De relatie moet, ook bij het invullen van details, gericht blijven op het grote geheel en op de toekomst. Op een dergelijke wijze omgaan met elkaar vraagt om goede sociale competenties van met name leidinggevenden. Ik denk dat er in de sector nog wel wat verbetering mogelijk is. Leidinggevenden bij de waterschappen zijn van oudsher technici die de processen en de bijbehorende techniek heel goed beheersen. Prima vaklui dus.
Maar leidinggeven heeft niet alleen maar betrekking op de inhoud van het werk. Leidinggeven is ook gericht op de persoon van de medewerker. Het is voor een leidinggevende belangrijk om te weten hoe een medewerker tegen zijn werk en de organisatie aankijkt, wat een medewerker beweegt en bezighoudt en wat hij of zij nodig heeft om optimaal te kunnen blijven functioneren. Zo krijg je gemotiveerde en daardoor productieve medewerkers. Hierdoor blijf je ook als werkgever aantrekkelijk en kan je het steeds schaarser wordende talent behouden voor je organisatie. Gezien de toenemende schaarste op de arbeidsmarkt lijkt mij dat essentieel. Die soft skills zijn echter niet altijd optimaal ontwikkeld bij de leidinggevenden vermoed ik. Ik denk dat daar nog een wereld te winnen is voor de waterschappen."
En wat zijn nog andere onderwerpen waar de sector zich nog kan ontwikkelen?
Hans: "Een andere uitdaging is naar mijn mening opleiding. Opleiding is een continu proces. Niet opleiden betekent in deze snel veranderende wereld onherroepelijk achteruitgang. En gezien de vele uitdagingen die nog op het pad van de waterschappen liggen is dat totaal onwenselijk. Opleiden is een verantwoordelijkheid van de medewerkers en hun werkgever samen. Natuurlijk is het soms lastig om de opleidingsbehoefte van een prima functionerende medewerker te bepalen. Waarom in zo’n geval nog extra opleiding volgen? De noodzaak van scholing is echter niet alleen op het hier en nu maar ook op de toekomst gericht. Het is zaak dat die nu goed functionerende medewerker ook in de toekomst inzetbaar is en blijft. Dat vereist continue aandacht."
Organisaties willen divers en inclusief zijn; waar liggen hiervoor nog mogelijkheden voor de waterschappen?
Hans: "Ik denk ook dat de waterschappen nog wel wat meer zouden kunnen doen om meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan te nemen. Hiervoor zijn in het verleden voor de sector doelen gesteld maar die zijn niet gehaald. Ik vind dat erg jammer. Meer aandacht voor deze groep en zorgen dat deze mensen ook een plaats in de sector krijgen maakt de sector diverser en inclusiever. Diversiteit verrijkt een organisatie en dat maakt het werken voor iedereen plezieriger. Aandacht voor diversiteit en inclusie lijkt mij voor moderne organisaties, die ook nog eens functioneren binnen het maatschappelijk speelveld, een absolute vereiste."
Je hebt inmiddels afscheid genomen als onafhankelijk voorzitter. Arjan Vliegenthart is benoemd als jouw opvolger bij het cao-overleg.
Hans: "Ik denk dat het cao-overleg op dit moment wordt gevoerd door twee hele capabele vakbonds- en werkgeversvertegenwoordigingen. De onderlinge verhoudingen zijn goed en we hebben een goede structuur voor formeel en informeel overleg afgesproken. Bij problemen, op welk niveau dan ook, weten de partijen elkaar te vinden. Alle betrokkenen weten hoe de sector in elkaar zit en wat er van de sector verwacht wordt en nog verwacht gaat worden. Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat de goede arbeidsverhoudingen blijven bestaan en dat de cao-partijen er onder voorzitterschap van Arjan in zullen slagen om met elkaar cao-afspraken te maken die de sector waterschappen verder helpt."