Gaat het om het arbeidsreglement of de reiskostenvergoeding?
De werkgever heeft een gemeenschappelijke ondernemingsraad voor de ondernemingen in Nederland. Voor de medewerkers geldt een regeling voor vergoeding van reiskosten die is opgenomen in het arbeidsreglement. In verband met het feit dat het personeel vanwege corona voornamelijk thuis werkt is de (vaste) reiskostenvergoeding voor het personeel vanaf mei 2020 opgeschort.
Volgens de GOR is het besluit om de reiskostenvergoeding tijdelijk stop te zetten instemmingsplichtig op grond van artikel 27 WOR. Instemming is vereist voor het wijzigen van het geldende Arbeidsreglement.
De werkgever stelt dat voor een (tijdelijke) stopzetting van de reiskostenvergoeding geen wijziging van het Arbeidsreglement nodig is. Het stopzetten van de vergoeding past in lijn met de systematiek van de reiskostenvergoeding. Deze stopt ook bij langere afwezigheid zoals arbeidsongeschiktheid, zwangerschapsverlof of langdurige vakantie.
De kantonrechter
Er is volgens de kantonrechter geen sprake van instemmingsrecht op basis van artikel 27 van de WOR. Artikel 27 WOR ziet op besluiten van de ondernemer op sociaal beleid van de onderneming in ruime zin en de lijst van onderwerpen genoemd in het artikel is uitputtend. Staat het niet genoemd in de opsomming dan is het niet instemmingsplichtig.
Het woord 'Arbeidsreglement' wordt als zodanig niet genoemd. Er moet volgens de rechter daarom gekeken worden naar de inhoud van de regeling en niet naar de vorm waarin de regeling is gegoten. Concreet gaat het hier dus om de vraag of de reiskostenvergoeding onder een van de regelingen valt, die - limitatief - in artikel 27 WOR worden genoemd en niet om de vraag of sprake is van opschorting of wijziging van het Arbeidsreglement als zodanig.
"Een reiskostenvergoeding is een regeling, in feite een secundaire arbeidsvoorwaarde, waardoor een werknemer zonder daartoe kosten te hoeven maken naar en van zijn of haar werkplek kan reizen. Uit de bewoording van de desbetreffende bepaling in het Arbeidsreglement van werkgever blijkt naar de overtuiging van de kantonrechter dat de reiskostenregeling ook als zodanig bedoeld is.
Duidelijk wordt dat de betreffende werknemers een kostenvergoeding krijgen op basis van de werkelijke kosten van openbaar vervoer of op basis van de belastingvrije autokostenvergoeding voor het geval de werknemer met eigen auto reist. In beide gevallen staat er voor de betreffende werknemer geen ander voordeel tegenover de reiskostenvergoeding dan dat hij geen kosten heeft om naar en van het werk te reizen. Het is ook om die reden dat een degelijke reiskostenvergoeding niet in de heffing van loon- of inkomstenbelasting betrokken wordt, omdat de vergoeding fiscaal niet gezien wordt als inkomen. Wellicht combineren sommige werknemers een vervoermiddel en/of kiezen bepaalde werknemers voor een goedkopere wijze van reizen (bijvoorbeeld per fiets in plaats van per openbaar vervoer), maar in dat geval weten zij hoogstens voor zichzelf een bepaald voordeel te realiseren, die echter het karakter van de reiskostenvergoeding als een fiscaal neutrale vergoeding niet wijzigt.
In het licht van de overweging dat de reiskostenvergoeding een zuivere kostenvergoeding is, is het logisch dat de vergoeding in de gevallen genoemd in het Arbeidsreglement (zoals ziekte, langdurige vakantie en uitzending) vervalt, maar is het ook logisch dat de vergoeding vervalt indien thuiswerken de norm wordt. Dat bepaalde werknemers in dat geval een zeker voordeel missen, maakt niet dat de reiskostenvergoeding daarmee een regeling in de zin van artikel 27 WOR wordt. De lijst van regelingen in artikel 27 WOR is immers limitatief en kostenvergoedingen in het algemeen en reiskostenvergoedingen in het bijzonder worden in het artikel niet genoemd."
Het argument dat het Arbeidsreglement wellicht eerder wel ter instemming aan de GOR is voorgelegd maakt volgens de rechter niet dat daarmee de opschorting van de reiskostenvergoeding voor de duur van de coronacrisis instemmingsplichtig wordt. De GOR heeft daarbij onvoldoende aangetoond dat de lijst van onderwerpen met instemmingsrecht is uitgebreid.
De kantonrechter wijst het verzoek van de GOR af.
Conclusie: de uitputtende lijst maakt dat zuivere kostenvergoedingen zoals de reiskostenvergoeding niet onder het instemmingsrecht vallen van artikel 27 WOR. Voor uitbreiding van het instemmingsrecht (artikel 32 WOR) is meer onderbouwing nodig om aan te tonen dat er afwijkende afspraken zijn overeengekomen.
Bron: De Rechtspraak
Heb je vragen naar aanleiding van deze uitspraak, neem dan contact op met Irma Visser.