Slapende dienstverbanden en transitievergoeding; een greep uit de jurisprudentie
Gabriƫlle Verberne
Een slapend dienstverband is een dienstverband dat kan worden beëindigd omdat de werknemer langdurig arbeidsongeschikt is, maar desondanks wordt voortgezet. Voortzetting van een slapend dienstverband om te voorkomen dat geen transitievergoeding hoeft te worden betaald is geen goed werkgeverschap.
Hoe zat het ook alweer? De Hoge Raad heeft vorig jaar in het Xella-arrest van 8 november 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1734) geoordeeld dat als er sprake is van een 'slapend dienstverband' de werkgever op grond van goed werkgeverschap moet instemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden. Hierbij dient de werkgever de werknemer een vergoeding toe te kennen ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding op het moment dat het dienstverband slapend is geworden.
De werkgever hoeft niet mee te werken aan beëindiging van het dienstverband als werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij de instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Een gerechtvaardigd belang is bijvoorbeeld reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer. Als voorbeeld van een niet gerechtvaardigd belang wordt genoemd dat de werknemer bijna de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt op het moment van het beëindigingsvoorstel.
Compensatieregeling transitievergoeding langdurige arbeidsongeschiktheid per 1 april 2020
Op basis van deze regeling kan een werkgever, die na beëindiging van de arbeidsovereenkomst in verband met langdurige arbeidsongeschiktheid van de werknemer een (transitie)vergoeding heeft betaald, een verzoek voor compensatie indienen bij het UWV. De compensatieaanvraag moet uiterlijk zes maanden na volledige betaling van de (transitie)vergoeding zijn ingediend.
Let op: aanvraagtermijn tot 1 oktober 2020 voor 'oude gevallen'
De compensatieregeling heeft terugwerkende kracht en geldt ook als de arbeidsovereenkomst op of na 1 juli 2015 bij langdurige arbeidsongeschiktheid is geëindigd of niet is voortgezet. Voor (transitie)vergoedingen die zijn betaald voor 1 april 2020 dient de aanvraag voor 1 oktober 2020 te zijn ingediend. Let op dat de aanvraag tijdig wordt ingediend! Op de website van het UWV staat informatie over welke documenten bij de aanvraag gevoegd moeten worden.
Jurisprudentie na de Xella-uitspraak
In een aantal uitspraken draaide het om de vraag of het verschuldigd zijn van een vergoeding afhankelijk is van de compensatie van het UWV:
- Ja, zeiden de rechtbanken Midden-Nederland (19 februari 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:563) en Overijssel (24 maart 2020, ECLI:NL:RBOVE:2020:1282): alleen als de werkgever kan worden gecompenseerd door het UWV is de werkgever een vergoeding verschuldigd.
- Nee, zeiden de rechtbanken Noord-Holland (23 december 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:10491) en Noord-Nederland (21 februari 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:912): het is niet van doorslaggevend belang of de werkgever door het UWV wordt gecompenseerd.
In een aantal uitspraken werd de vraag gesteld of de werknemer recht had op een vergoeding, nadat de werkgever niet had ingestemd met beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, het dienstverband eindigde wegens pensionering. Bij beëindiging wegens pensionering is geen transitievergoeding verschuldigd.
- Ja, zeiden de rechters aan wie deze vraag is voorgelegd. Dat waren het Hof Den Bosch (9 januari 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:31), het Hof Den Haag (4 februari 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:146) en de rechtbank Amsterdam (28 februari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:1757).
De omstandigheid dat de werknemer na de weigering van de werkgever om te beëindigen de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt doet niets af aan het verschuldigd zijn van de transitievergoeding. Had de werkgever ingestemd met het voorstel van de werknemer om het dienstverband te beëindigen, dan zou de werkgever zijn gecompenseerd door het UWV.
In een recente zaak van de rechtbank Gelderland (28 augustus 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:4402) was de werkgever niet schadeplichtig, ondanks het feit dat de werkgever niet meewerkte aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voordat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigde wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De Hoge Raad heeft in de zogenoemde Xella-uitspraak een slapend dienstverband gedefinieerd als "een dienstverband dat een werkgever na twee jaar arbeidsongeschiktheid van een werknemer niet heeft opgezegd, hoewel hij daartoe wel bevoegd is, en waarbij hij de werknemer geen loon meer betaalt."
De werkgever voerde het verweer dat er geen sprake was van een slapend dienstverband. Want op grond van de toepasselijke cao was de werkgever verplicht na ommekomst van de 104-weken periode van arbeidsongeschiktheid nog 70% van het gebruikelijk salaris van de werknemer door te betalen. Volgens de rechter is er op grond van deze cao-bepaling geen sprake van een slapend dienstverband. En voegt hieraan toe dat er "geen grond is om aan te nemen dat de norm van goed werkgeverschap zo ver strekt dat ook in geval als het onderhavige, dat niet onder de definitie van een slapend dienstverband valt - zoals door de Hoge Raad in de Xella-uitspraak tot uitgangspunt is genomen - de werkgever gehouden is om op verzoek van de werknemer mee te werken aan beëindiging van het dienstverband onder betaling van de transitievergoeding."
Als na een periode van twee jaar arbeidsongeschiktheid van een werknemer de werkgever nog een loondoorbetalingsverplichting heeft, dan is de arbeidsovereenkomst nog niet 'slapend'.
Meer weten?
Heeft u vragen over dit bericht, neemt u dan contact op met Gabriëlle Verberne.