Jurisprudentie Hoge Raad: “Deadline voor indienen verzoekschrift”
Er geldt een vervaltermijn voor het indienen van een verzoekschrift voor de toekenning van de transitievergoeding. Dit blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad op 5 februari 2021. De vervaltermijn is ingevoerd om partijen duidelijkheid te verschaffen en de periode van onzekerheid over de verschuldigdheid en/of hoogte zo kort mogelijk te houden.
De casus
Een werkgever zegt de arbeidsovereenkomst met een van haar medewerkers op per 1 maart 2018. De medewerkster was langdurig arbeidsongeschikt. De medewerkster wil dat de werkgever transitievergoeding van 53.111,94 euro betaalt, maar is te laat met het indienen van haar vordering. De werkgever vindt de suppletieregeling van de cao een gelijkwaardige voorziening.
De medewerkster dient een verzoekschrift in bij de kantonrechter op 30 mei 2018. De kantonrechter oordeelt dat de medewerkster te laat is met het indienen van haar verzoek. Op grond van artikel 7:686a lid4 sub moet het verzoekschrift binnen drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, worden ingediend. De vervaltermijn was geëindigd op 28 mei 2018. In hoger beroep oordeelde het hof dat het dienstverband eindigt op 1 maart 2018 en daarmee de vervaltermijn nog niet is verstreken. Het hof wijst de gevraagde transitievergoeding toe.
Hoge Raad gaat niet in mee in uitspraak hof
De partijen zijn het erover eens, dat als wordt opgezegd per 1 maart, het dienstverband eindigt op 28 februari om 00.00 uur. Uitgangspunt is dat opzegging gebeurt tegen het einde van de maand (artikel 7:672 lid 1 BW). De overeenkomst eindigt daarmee aan het einde van de laatste werkdag en bestaat de daaropvolgende werkdag niet meer. Hebben partijen geen andere afspraken gemaakt over de opzegging op een andere dag, dan eindigt de overeenkomst op die dag. Dat geldt ook volgens de Hoge Raad voor opzegging 'per' de eerste dag van de volgende maand. Vaststaat dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd op 28 februari 2018: "Het voorgaande betekent dat de termijn waarbinnen het verzoekschrift tot toekenning van een transitievergoeding moet worden ingediend, begint op de eerste dag na de laatste werkdag (red. 1 maart) en afloopt aan het einde van de met die laatste werkdag overeenstemmende dag drie maanden later (red. 28 mei). De termijn eindigt daarmee in beginsel steeds aan het einde van de dag met hetzelfde nummer als dat van de laatste werkdag, afgezien van de werking van de Algemene Termijnenwet. De enige uitzondering hierop is het geval dat de maand waarin de termijn afloopt, niet een dag met hetzelfde nummer kent omdat zij kort is, in welk geval de termijn eindigt aan het einde van de laatste dag van die maand. Aldus staan de werknemer voor het indienen van het bedoelde verzoekschrift steeds drie volle kalendermaanden ter beschikking."
Dat betekent dat de medewerkster haar verzoekschrift te laat heeft ingediend. Het verzoekschrift had op 28 mei ingediend moeten zijn. De medewerkster is daarmee niet-ontvankelijk in haar verzoek. De Hoge Raad doet de zaak zelf af en bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter.
Uitspraak Hoge Raad